De tweede opdracht voor de cursus creatief schrijven is het beschrijven van een decor/situatie. Waarbij de volgende termen de structuur moeten geven: Wat/Waar/Wanneer
La Cabane de l’Aiguillon
Grijswitte wolken strekken zich als een deken uit over het zuidelijke deel van de baai van Arcachon. Hier en daar toont het blauw zich tussen het wolkendek. Ondanks de bewolking is de temperatuur aangenaam, niet te warm en niet te fris.
Vanaf ons tafeltje op het terras van het restaurant, waar we onze lunch gaan nuttigen, gaat mijn blik mijmerend over de baai. Het is eigenlijk een soort lagune en getijdenvlakte. Grote gedeelten zijn nu drooggevallen; daardoor liggen de plaatselijke vissersbootjes op het droge.
De vissersbootjes worden “pinasse” of “pinasotte” genoemd en zijn typisch voor deze baai. Ze hebben weinig diepgang en zijn een soort van platbodem. Handig, zeker ook bij het “oogsten” van oesters, wat de plaatselijke delicatesse is.
De medewerker van het restaurant komt bij ons tafeltje staan om de bestelling op te nemen. De tafeltjes en stoelen zijn van donkergekleurd hout, eenvoudig, functioneel, maar toch comfortabel. De tafeltjes en stoelen staan op een vloer van grind. Het terras zelf is overgroeid met druivenranken die zeker in de zomer voor de benodigde schaduw en bescherming tegen de zon zorgen.
Verder staan er een aantal grote bassins met daarin de “geoogste” oesters, die op maat worden gesorteerd. Verder staat er veel gereedschap en materieel benodigd voor het verwerken van oesters. Het restaurant behoort tot het oesterverwerkingsbedrijfje; lokaal worden ze cabanes ostreicoles genoemd.
We geven de bestelling voor onze lunch aan de medewerker: een dozijn oesters en een fles droge witte Bordeaux. De oesters en de wijn worden geserveerd samen met Frans stokbrood, halfzoute boter en een terrine de campagne au piment d’espelette.
Sommige mensen gruwelen alleen al bij het idee van oesters. Maar wij kunnen er echt van genieten. Het is een bijzondere ervaring, zeker als je de oesters zelf moet openmaken met een oestermes, wat nu al voor ons gedaan was. Als ze eenmaal open zijn, dan ruik je de zee. Je sprenkelt wat citroen of vinaigrette op de oester. Als je daarna de oester in je mond laat glijden, dan proef je de ziltige smaak in combinatie met het zure van de citroen of de vinaigrette en de oester zelf voelt als fluweel in je mond.
Maar het is niet alleen de smaak, geur en textuur van de oester die mij raakt; het is ook het uiterlijk van de oester dat als een paradox toont. De ruwe buitenkant, hard en onregelmatig, beschermt de binnenkant, glad en elegant, tegen de onvoorspelbare buitenwereld.
Opeens word ik weer uit mijn overdenkingen getrokken, nu niet door de medewerker, maar door een afvaardiging van de lokale mussenpopulatie.
Zij komen niet voor de oesters, maar voor het brood. Heel brutaal komen ze op de rugleuning van het vrije stoeltje bij het tafeltje zitten, en zonder veel angst pikken ze met hun snavel het kleine stukje brood uit de hand van mijn vrouw.
Geef een reactie